Het staat zwart van de mensen op de Urker Slikhoogte, bij de dijkopgang richting Lemmer. Het is 17 april 1945 en heel Urk is uitgelopen om de naderende zwarte stippen op de dijk te begroeten. Het moeten de Canadezen wel zijn. Afgelopen nacht hebben de Urkers de lichtflitsen boven Gaasterland gezien en de beschietingen moeten te horen geweest zijn. De Canadezen bevrijden Lemmer, nu is Urk aan de beurt!
Ik verbeeld me dat tussen de mensen mijn overgrootmoeder Jo Hoogeveen gestaan heeft. Aan de ene kant blij met de op handen zijnde bevrijding, de laatste Duitsers zijn immers gister van Urk vertrokken. Aan de andere kant bezorgd om haar zoon Jan, mijn opa, die is weggevoerd naar Duitsland. Jo weet wat het woord concentratiekamp betekent. Haar vader Jan Hoogeveen was in de Boerenoorlog in Transvaal een Engels concentratiekamp gestorven.
Het was november 1944 toen mijn opa Jan Baarssen werd opgepakt bij de grote razzia in de Noordoostpolder en Urk. Met enkele andere Urkers was hij als bijna twintigjarige in Meppel op de trein gezet en naar Duitsland afgevoerd. Daar moest hij op verschillende plaatsen werken voor de Duitsers: tankvallen graven, hout kappen, niet ontplofte bommen uitgraven en opruimen.
Het waren lange dagen, met weinig eten. Soms ging mijn opa met zijn vrienden er op uit om brood te vragen, soms moest er gestolen worden. Het was gevaarlijk. Bij geallieerde bombardementen vielen links en rechts doden onder de dwangarbeiders. Tegen het einde van de oorlog wisten de jongens te ontsnappen uit Esterwegen, een kamp in het noordwesten van Duitsland, vlakbij de Nederlandse grens.

Te voet waren ze op weg gegaan naar Urk, een tocht van dagen. Gisteravond waren ze in Lemmer aangekomen. Ze hadden bij een boer aangeklopt en gevraagd of ze in de stal mochten slapen. De boer had nors gereageerd en ze weggestuurd. Een oude schipper had ze een slaapplaats aangeboden in zijn scheepje dat in de haven van Lemmer lag.
Precies die nacht besloten de Canadezen Lemmer te bevrijden. Er volgden zware beschietingen van de haven van Lemmer. De jongens lagen onderdeks te sidderen en te bidden. Toen ze ’s morgens hun hoofd bovendeks durfden te steken, bleek de bovenkant van het schip doorzeefd. De jongens bleven ongedeerd. De koeienstal waarin ze hadden willen overnachten, bleek door een voltreffer verwoest te zijn. ‘Dat is als je bewaard moet worden’, zei mijn opa later.
Maar dat wist zijn moeder niet. Jo had immers al geruime tijd niets van haar zoon gehoord. Via het Rode Kruis had ze wel kleren opgestuurd, maar ook daarvan wist ze niet of het aangekomen was. Een paar dagen geleden waren ook alle telefoonverbindingen met Urk verbroken.
In de mensenmassa aan het begin van de dijk wordt druk gesproken over de naderende Canadezen, of zouden het toch vluchtende Duitsers zijn? Rein Bos, die in de buurt van de dijk in een keetje woont, trekt de stoute schoenen aan en loopt de naderende gedaantes tegemoet. Als hij de mannen in het vizier krijgt moet Rein lachen. ‘Oe michtig, bin jelui Urrekers? Ze dinken allemoal dat jelui Canadezen binnen.’

Het zijn Gerrit Hoefnagel, Frans Weerstand, Lub Hakvoort en mijn opa Jan Baarssen. Als ze Urk bereiken, dansen de Urkers om de jongens als bijen om de honing. ‘Heb je wat van die gehoord, weet je wat van die?’ Dokter Andriessen is meteen paraat en ontsmet de jongens met een ontluizingsmiddel. Hij gebiedt mijn opa zijn kleren uit het kamp weg te gooien, om verspreiding van de luizen en eventuele ziektes te voorkomen.
Nu zit moeder Jo, waarvan de geschiedschrijver niets heeft opgetekend, maar die uiteraard ontstellend blij geweest moet zijn, alsnog met de handen in het haar. Ze heeft alle kleren van Jan opgestuurd naar het Rode Kruis en heeft niets meer in de kast hangen. Maar daar wordt op de deur geklopt en slager Willem Blom stapt de kamer binnen. Hij brengt een stapel kleren voor Jan, gratis, en mijn opa mag ze gerust houden.
Terwijl op Urk de Binnenlandse Strijdkrachten in actie komen en de NSB’ers gevangen genomen worden, slaapt mijn opa weer in zijn eigen bed. Urk is bevrijd en morgen moet Jan naar de kapper.
Lees ook: Wat was het lot van het Joodse jongetje Aron Schiffmann?
Met dank aan:
- www.polderrazzia.nl – het dagboek van Gerrit Hoefnagel, een van de vrienden van m’n opa, waarin de belevenissen van de jongens uitgebreid worden beschreven
- www.urkinoorlogstijd.nl – de site over Urk in de Tweede Wereldoorlog
- Mijn neef Willem die mijn opa interviewde en dit vastlegde op geluidsband.
- De tekening boven het artikel is van Henk Rotgans: de razzia van de Duitsers in de Noordoostpolder op 17 november 1944 (bron: http://www.canondenoordoostpolder.nl)
Ontdek meer van A.J. Baarssen
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.



Ha Arjan. Je bent lekker actief. Het artikel in het Urkerland vond ik ook goed. Een hoog informatief gehalte, met de beleving daaronder. Echt mooi.
Hartelijke groet Wim
LikeLike