De ramp met het vissersschip UK47 in 1917

‘Wat doet die stuurman nou?’ Verbijsterd staren drie paar ogen naar het enorme stoomschip dat een wonderlijke manoeuvre maakt. Urker vissers proberen in het voorjaar van 1917 op de Noordzee hun kostje bij elkaar te scharrelen. De zee is tijdens de Eerste Wereldoorlog sowieso gevaarlijk: duikboten en mijnen laten menig schip vergaan. Maar nu vaart een Nederlands stoomschip recht op de Urker botter UK47 af.

In 1917 zijn vrijwel alle Urker mannen vissers. Een deel van het jaar vissen ze op de Noordzee, een ander deel op de Zuiderzee. De Eerste Wereldoorlog maakt het vissen moeilijk en gevaarlijk. De eerste Urkers slachtoffers vallen als de EH10 (Enkhuizen) op een mijn loopt, met de jonge Urkers Rikle de Vries (23) en Willem Weerstand (18) aan boord. Als gevolg van zeemijnen en beschietingen door onderzeeers komen 21 Urkers om.

Stoomschip Zijldijk ontwijkt de zeemijnen

De mijnen vormen ook een bedreiging voor de stoomschepen van de Holland-Amerika-lijn. Op 3 mei 1917 vertrekt het stoomschip Zijldijk uit Rotterdam met als bestemming New York. Onder de Nederlandse kust is het mijnengevaar het kleinst. De bemanning besluit daarom ongeveer 6 mijl uit de kust te varen in noordelijke richting.

De Zijldijk

Rond half drie ’s middags ziet tweede stuurman Jan Timmer vijftien tot twintig vissersschepen voor zich opdoemen. Ze vissen ter hoogte van Kamperduin, tussen IJmuiden en Den Helder. Twee schepen komen mogelijk in de vaarroute van de Zijldijk, waaronder het Urker vissersschip UK 47.

De Zijldijk vaart van zuid naar noord, de vissersschepen van west naar oost, richting de Nederlandse kust. Timmer schat in dat hij de schepen voorbij zal zijn voor ze elkaar zullen kruisen. Hij kan ze rustig links (aan bakboord) laten liggen.

Aan boord van de UK 47

Op de UK47 zijn drie mensen aan boord: schipper Jan de Vries, zijn zoon Harmen de Vries en mijn betovergrootvader Jan Anker. De visserij is goed, vooral schelvis vangen ze veel de laatste tijd. Hun doel is om morgenochtend aan de markt te zijn in IJmuiden.

Het is prachtig weer, een zonovergoten dag. Het zicht is meer dan uitstekend. Schipper Jan de Vries staat aan het roer en alle zeilen zijn bijgezet om vaart te maken. De knechts Jan Anker en Harmen de Vries staan aan dek. Langzaam laten ze de lijnen vieren om het net weer over boord te zetten. Dat moet rustig en secuur gebeuren, anders vallen de visborden plat en kunnen ze opnieuw beginnen.

‘Houd vast die lijn! Wat wil die boot?’, davert schipper De Vries plotseling over het dek. Verschrikt kijken de knechts op van hun werk en zien het stoomschip recht op zich af komen. Ze hebben het schip eerder wel opgemerkt, maar een stoomschip moet uitwijken voor een zeilschip. Actie van de kant van de vissers leek niet vereist.

Inschrijving in het Centraal Visserijregister van de UK47

De manoeuvre

Stuurman Timmer ziet vanuit de brug van de Zijldijk dat de UK47 toch meer vaart heeft dan hij eerder heeft ingeschat. Hij commandeert de roerganger de koers te wijzigen, zodat de Zijldijk het visserschip niet voorlangs maar achterlangs zal passeren.

 ‘Is die kerel gek?’, roept schipper de Vries aan boord van de UK47. Meteen grijp hij zijn vijftienjarige zoon Harmen vast, die van plan is om nog snel de mistfluit uit het ruim te halen.  In zijn jeugdigheid ziet hij de mistfluit als hèt instrument om de Zijldijk nog te waarschuwen. Onderdeks verblijven tijdens een aanvaring zal echter een wisse dood betekenen.

‘Wat doe je?’, bijt de kapitein stuurman Timmer toe aan boord van de Zijldijk. De kapitein was bezig met een dieptemeting, maar haast zich naar de brug nu hij merkt dat het niet goed gaat. ‘Achterlangs’, antwoordt Timmer. ‘Ligt het roer dan aan boord?’, blaft de kapitein. (Stuur je wel scherp genoeg naar links, naar bakboord?) ‘Nee, kapitein’, antwoordt Timmer bedeesd.

De kapitein neemt het bevel over en laat de roerganger zo scherp mogelijk naar bakboord afbuigen. Tegelijk laat hij twee stoten op de fluit geven om de UK47 te waarschuwen.

Links: de vaarrichting van beide schepen. Rechts: de koerswijziging van de Zijldijk.

De aanvaring

De bemanning van het vissersschip hoort het noodsignaal, maar heeft zelf al lang begrepen dat een aanvaring onvermijdelijk is.

‘Grijp je vast!’. De mannen aan boord van de UK47 hebben ervaring. Bij een aanvaring is het van levensbelang op het schip te blijven. Word je er afgeslingerd, dan zijn je overlevingskansen gering. Schipper de Vries en Jan Anker grijpen zich vast aan het stag, het touw dat de mast in de juiste stand houdt. De jonge Harmen grijpt de kluiverpaal (de boegspriet) vast.

De boegspriet van de Zijldijk loopt in het grootzeil van de UK47. Luttele ogenblikken later boort de boeg van het stoomschip zich aan stuurboordzijde in het visserschip, vlak achter de mast. Het stoomschip sleept het vissersschip mee, het water slaat over het dek. De vijftienjarige Harmen heeft zijn beide armen om de kluiverpaal geklemd. Het water slaat over hem heen. De jongen raakt in paniek, laat los en valt in zee.

Bij dit model van een vissersschip (Wieringer Bol) is de kluiverboom goed te zien. Het is de paal die aan de voorkant uit het schip steekt. Beeld: Zuiderzeecollectie

De reddingsactie

Vanaf de Zijldijk gooien matrozen lijnen naar schipper de Vries en knecht Jan Anker. Ze houden zich krampachtig aan het stag vast, zich beseffend dat binnen enkele minuten hun schip zal zinken. Beiden weten een van de Zijldijk uitgeworpen lijn vast te grijpen. Met vereende krachten hijsen de matrozen de Urker vissers aan boord. Net op tijd. Enkele ogenblikken later zinkt de UK47 naar de bodem van de Noordzee.

‘Er is er nog een. Mijn zoon ligt in het water’, roept schipper de Vries. Haastig laat de bemanning een sloep neer om Harmen te zoeken. Vanwege het mijnengevaar is het verplicht altijd een reddingssloep buitenboord te hebben hangen. Ook oefent de bemanning elke reis het neerlaten van de sloep, veel meer dan voor de oorlog.

Dat is voor Harmen zijn redding. Al snel hebben de matrozen hem te pakken. Even later staan de drie Urkers veilig, maar druipnat aan dek van de Zijldijk. Tijd voor veel nadenken is er niet. Een dokter onderzoekt de mannen. Ze krijgen droge kleren, waarna ze elkaar onwennig aanstaren. Die zeemanskleren zien er heel anders uit dan de Urker klederdracht die ze gewend zijn.

Inschrijving Centraal Visserijregister van de ‘nieuwe’ UK47

De afwikkeling

Na overleg besluit men een Urker vissersschip aan te roepen en de Urkers daarop over te zetten. Schipper De Vries krijgt een schriftelijke verklaring mee dat de Zijldijk zijn schip heeft overvaren en de UK47 is gezonken. De bemanning stapt over op de UK161 van schipper Brands en bereikt die avond de haven van IJmuiden.

In IJmuiden woont Jan Ankers broer Klaas met zijn gezin. Daar brengt het driemanschap de nacht door, om de volgende dag in Haarlem proces-verbaal van de aanvaring op te laten maken. Op zondag zijn ze weer op Urk en laten in de kerk danken voor de redding in deze levensgevaarlijke situatie.

De Raad voor de Scheepvaart onderzoekt de aanvaring en doet op 7 september 1917 uitspraak. Stuurman Jan Timmer had méér of éérder bakboord moeten sturen. Hij krijgt een berisping. Schipper De Vries krijgt 7000 gulden (omgerekend 150.000 euro) om een nieuwe botter te kopen, een bedrag waarmee hij volgens zoon Harmen geen gelijkwaardig schip kan aanschaffen.

Pas in 1920 weet De Vries zich weer een eigen schip te verwerven. Hij laat de UK243 omnummeren naar een nieuwe UK47.

Lees ook: Visserman Pieter Anker, de vader van Jan Anker, wordt landloper

Bronnen:

  • ‘De ondergang van de UK47’ in: Urker Volksleven nr. 37 (1978), pagina 8-14.
  • No. 98. UITSPRAAK. “Uitspraken van den Raad voor de Scheepvaart en uitspraken in beroep van den voorzitter van dien raad”. ‘s-Gravenhage, 19-10-1917. Geraadpleegd op Delpher op 04-11-2023.
  • Foto boven het artikel: Klaas Anker, de zoon van Jan Anker.

Ontdek meer van A.J. Baarssen

Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.