VOC-matroos Pieter Jansz. de Wit ontruimde Mauritius

Pieter Jansz. de Wit is een verre voorvader van de Urker familie de Wit. Afkomstig uit het Zuiderzeestadje Hoorn maakte hij begin 18e eeuw een lange tocht met het VOC-schip de Beverwaard. Een reconstructie van zijn reis, met een lastig begin en een gelukkig einde.

In januari 1708 verscheen de naam van Pieter in het soldijboek van de VOC-kamer in Hoorn. De VOC was een handelscompagnie met kantoren (kamers) in zes verschillende steden, waaronder Amsterdam, Hoorn en Enkhuizen. Elke kamer rustte zijn eigen schepen uit voor de verre reis naar Oost-Indië.

Op het moment dat Pieter aanmonsterde bestond de VOC al meer dan 100 jaar (sinds 1602) en had de Nederlandse Republiek de echte gloriedagen van de Gouden Eeuw al achter zich gelaten.

Zielverkopers

De bemanning van de schepen meldde zich vaak niet aan uit zucht naar avontuur. Het was een gevaarlijke reis, met een beperkte overlevingskans. Vaak werden bemanningsleden geronseld door ‘zielverkopers’.

Deze mensen voorzagen jonge mannen van onderdak en eten, tot ze op een goede dag de rekening presenteerden. De jongeman die niet kon betalen, had geen andere uitweg om te tekenen bij de VOC. Hij kreeg dan een schuldbrief (ceel) die hij in kon zetten om zijn schuld af te kopen. Ceel veranderde in de volksmond in ziel, vandaar de term zielverkopers.

Iets dergelijks moet Pieter ook gebeurd zijn. In het soldijboek begint zijn inschrijving met een flink schuld aan Grietien Jans. Zijn reis was nodig om die schuld af te betalen.

Inschrijving Pieter Jansz. de Wit bij het schip Beverwaart.

Tegenwind

Begin 1708 vertrok het schip de Beverwaard van de rede van Texel, maar de wind was hun tegen. Het schip dreef af naar Schotland, waar verschillende matrozen de benen namen.

Onverrichterzake keerde het schip terug naar Texel en moest het wachten tot de zomer van 1709 om met een vernieuwde bemanning nog een poging te ondernemen. Pieter bleef het schip trouw en verscheen in tegenstelling tot veel van zijn medematrozen in 1709 opnieuw aan boord van de Beverwaard.[1]

De pakhuizen van de VOC in Hoorn. Beeld: Wikimedia

Een nieuwe poging

Dit keer verliep de reis voorspoediger. De 160 zeelieden en 71 soldaten bereikten na 126 dagen Kaap de Goede Hoop. De Kaapkolonie was een goede plek om even uit te blazen en vers voedsel aan boord te brengen.

Tussen Nederland en de Kaap waren immers al 19 zeelieden en 12 soldaten gestorven. Vaak was scheurbuik de doodsoorzaak, veroorzaakt door een gebrek aan vitamine C.

Een van de overledenen was schipper Dirck Danielsz. Bent; opperstuurman Pieter Jacobsz. Rus werd de nieuwe schipper. Een groot deel van de soldaten nam op het zuidelijke puntje van Afrika afscheid van de bemanning van de Beverwaard. In hun plek kwamen 67 passagiers voor Batavia.

De ingang van het fort van de VOC in Kaapstad. Beeld: Wikimedia

De ontruiming van Mauritius

Na krap twee maanden aan de Kaap kreeg het schip de opdracht door te varen naar Mauritius, het eiland van de inmiddels uitgestorven dodo. Mauritius was een steunpunt van de VOC, maar moest nu ontruimd worden.

Er ging namelijk veel mis op het land. Rattenplagen verstoorden de landbouw, cyclonen verwoesten de nederzetting en slaven kwamen in opstand. De bestuurders van de VOC kwamen tot de conclusie dat het steunpunt niet te handhaven was.

Tekening van een dodo op Mauritius. De dodo’s waren al uitgestorven toen Pieter het eiland aandeed.

De laatste gouverneur van het eiland, Adriaan Momber van de Velde, liet de hele nederzetting verwoesten. Vrijwel de gehele bevolking ging aan boord van de Beverwaard. Acht personen bleven achter, waaronder twee voortvluchtige slaven en vier deserteurs.

Ook verschillende bemanningsleden van het schip de Kievit gingen in Mauritius aan boord.[2] Hun schip was veroverd door de Fransen, die de bemanning op het eiland aan land had gezet.[3]

Met ruim 300 mensen aan boord bereikte het overbevolkte schip na een reis van een jaar en 2 dagen Batavia. Batavia was de belangrijkste vestiging en handelscentrum van de VOC in Oost-Indië.

Plattegrond van Batavia uit 1681 – Beeld Wikimedia

Handelen in Azië

In vroeger tijden zou het schip nu volgeladen worden met specerijen en de terugtocht naar Nederland aanvaarden. De strategie van de VOC was inmiddels echter aangepast. Schepen werden ingezet als vrachtvaarders tussen de verschillende handelsposten van de compagnie in Azië, van Arabië tot Japan.

Pieter kon drie maanden genieten van het leven in Batavia, waarna hij vertrok naar Perzië. Perzië stond bekend vanwege de zijdehandel. Van Perzië ging de reis via Ceylon (Sri Lanka) terug naar Batavia.

Handelspost in Perzië. Schilderij uit 1704. Beeld: Wikimedia

In Batavia kreeg schipper Rus de opdracht koffie te gaan halen in Mokka, in het huidige Yemen. Samen met het schip de Ellemeet zette de Beverwaard koers naar het Arabisch schiereiland, om in totaal 4341 baren koffiebonen in de ruimen van de twee schepen te laten zakken.

Terugreis

In Ceylon wachtten de zwaarbeladen schepen op andere VOC-schepen om in konvooi terug te kunnen varen naar Nederland. Vanaf Ceylon deed het schip er via de Kaapkolonie 8 maanden over om in patria (het vaderland) terug te keren.

Op 30 juli 1714 arriveerde de Beverwaard op de rede van Texel. Een half jaar later trad Pieter in het huwelijk met Gieltje Machiels. Ruim twee jaar later werd hun oudste zoon geboren: Michiel, vernoemd naar de vader van Gieltje.

De naam Michiel bleef nog lang in de familie. De broer van mijn overgrootvader droeg hem met ere.

Lees ook: Eerste Urkers (waaronder Michiel) over de dijk naar Lemmer.


[1] http://resources.huygens.knaw.nl/das/detailVoyage/93106

[2] http://resources.huygens.knaw.nl/das/detailVoyage/93106

[3] https://www.vocsite.nl/schepen/10542/

[4] https://resources.huygens.knaw.nl/das/detailVoyage/96343


Ontdek meer van A.J. Baarssen

Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.