Op Urk gaan soms verhalen over een oud klooster dat op het eiland stond. In sommige versies had het klooster zelfs onderaardse gangen. Over die gangen is niets terug te vinden. Dat er monniken op Urk woonden en werkten, is wel aannemelijk. De โgrangiaโ van Urk leek meer op een klooster dan tot nu toe bekend was.
Kloosters spelen een belangrijke rol in de geschiedenis van Urk. De naam Urk komt voor het eerst voor in een akte uit 966, waarin de Duitse keizer Otto de Grote de helft van het eiland schenkt aan een klooster in Keulen. De andere helft komt in 968 in het bezit van een ander Duits klooster in Elten.
Urk is rond het jaar 1000 al wel een eiland, maar nog flink groter dan in later tijd. Landbouw is het belangrijkste middel van bestaan.
De zielzorg op Urk is in de tweede helft van de Middeleeuwen toevertrouwd aan het klooster van Stavoren. Het Benedictijner klooster in zuidwest-Friesland is het oudste Friese klooster. In de Middeleeuwen heeft het verschillende kapellen op het eiland Urk.
De grangia van Urk
Daarnaast heeft het Staverse klooster op Urk ook een grangia. Dit staat in een lijst met kapellen en grangiaโs uit 1245.[1]
De Urker geschiedschrijver C. de Vries stelt dat een grangia een schuur of bergplaats was. โEen grangia zal een instelling zijn geweest, waar de tienden die de boeren opbrachten, in ontvangst werden genomen en opgetast, of, als het huisgedierte betrof, voorlopig gehouden.[2]
J.A. Mol heeft veel onderzoek gedaan naar grangiaโs van Friese kloosters. Hieruit blijkt dat een grangia meer was dan een schuur om belastingopbrengsten te bewaren.[3]
Wat waren grangiaโs?
Grangiaโs kwamen in de Middeleeuwen veel voor. De 38 Friese kloosters hadden in totaal meer dan 173 grangiaโs. Voor het Latijnse grangia gebruikten de Middeleeuwers ook de synoniemen voorwerk, uithof en monnikhuis.
Grangiaโs waren grote zelfvoorzienende boerderijen. Het doel was dat kloosterlingen van de opbrengsten van de landbouwbedrijven konden leven. Door zelf boerderijen te exploiteren, konden ze in afzondering van de wereld blijven leven. In de praktijk waren de grangiaโs een economisch succes. Ze produceerden meer dan nodig was voor het eigen levensonderhoud. Deze overschotten verhandelden de monniken.[4]
Veel landbouwgrond kwam door de grangiaโs in bezit van kloosters. In sommige delen van Friesland ging het rond 1580 om 15-20% van de beste gronden. Grangiaโs waren dus geen eenvoudige bergschuren, maar behoorden tot de grotere landbouwbedrijven.
Het klooster van Stavoren had niet alleen een grangia op Urk. De lijst van 1245 vermeldt ook uithoven in de buurt van Utrecht, Warns (Wardeslo) en Oudega (Algodeltorp). Andere bronnen spreken ook over grangiaโs op Wieringen en Vlieland. Op haar hoogtepunt had het Staverse klooster 16 grangiaโs, waarvan 6 in Holland en het Zuiderzeegebied.
Wie woonden en werkten op de grangia?
Middeleeuwse kloosterordes maakten onderscheid tussen monniken en lekenbroeders. Monniken wijdden zich volledig aan de dienst van God en kwamen het klooster niet uit. Lekenbroeders (of conversen, werkmonniken) hadden een iets minder streng regiem en stonden met รฉรฉn been in de wereld. De โechteโ monniken woonden in het klooster in Stavoren, lekenbroeders werkten op de grangiaโs.
Een akte uit 1415 herinnert aan de aanwezigheid van de werkmonniken op Urk.[5] Een deel van het Urker gebied wordt in dit document โMonnikenlandโ genoemd. Mol onderstreept dat juist zulke benamingen er op wijzen dat er gedurende langere tijd monniken aanwezig waren.[6] Monniken hebben dusdanig lang op Urk gewerkt, dat hun land in de volksmond Monnikenland ging heten. C. de Vries lokaliseert dit Monnikenland op de hellingen van de Urker keileemberg.[7]
Wat verbouwden de monniken?
Uit archeologisch onderzoek blijkt dat in de Middeleeuwen op de hellingen van de โbultโ inderdaad sprake was van landbouw. Er zijn sporen aangetroffen van rogge, andere granen, wortelgewassen en bieten.[8] Rogge en tarwe behoorden in het algemeen tot de belangrijkste gewassen die grangiaโs produceerden.[9]
Vanaf de 13e eeuw kwam er meer systeem in de Urker landbouw. Er zijn bijvoorbeeld nieuwe verkavelingspatronen teruggevonden.[10] Chronologisch valt dit samen met de eerste vermelding van de Staverse grangia in 1245. Het is aannemelijk dat de Friese lekenbroeders in deze professionalisering van de landbouw een rol speelden.
Als het gaat om veeteelt hielden grangiaโs vooral runderen. In zuidwest-Friesland waren ook veel schaapskuddes.[11] Van andere uithoven is bekend dat de werkmonniken niet alleen op het land werkten, maar ook sloten groeven en dijken aanlegden. Bij sommige grangiaโs wonnen de lekenbroeders turf.[12]
Een vergelijking met de grangiaโs op Marken
De graaf van Holland voerde in 1345 oorlog met de Friezen. Daarbij nam hij twee grangiaโs op het eiland Marken in beslag, die toebehoorden aan het Friese klooster Mariรซngaarde. Dankzij deze veroveringen hebben we over de grangiaโs van Marken precieze cijfers.
De grangiaโs op het eiland hadden een omvang van respectievelijk 64 en 126 hectare, samen ongeveer de helft van het eiland. De andere helft van het eiland leende het klooster uit aan boeren. De ene boerderij had 55 koeien en 17 paarden, de andere 33 koeien en 7 paarden. Dit waren veel meer dieren dan een gewone boer zich kon veroorloven. Beide gegevens wijzen op de buitengewoon grote omvang van de grangiaโs.
Een dergelijke indeling is op Urk ook voorstelbaar. Een deel van het land viel direct onder de grangia (het monnikenland), een ander deel was in leen bij de Urker boeren. Mogelijk hielden de Urker monniken ook vee. Bekend is dat het St. Pantaleonklooster, dat ook bezittingen op Urk had, een deel van de belasting in boter ontving.[13] Dat wijst op de aanwezigheid van koeien op het eiland.
Wat geloofden de monniken?
Bij de grangia op Urk hoorde ook een kapel.[14] De lekenbroeders vervulden in de kapel hun godsdienstige plichten. Ze baden, zongen, biechtten en vierden de mis. Mogelijk viel de kapel samen met de parochiekerk van Urk. Deze stond in het dorpje Espelo, aan de westkant van Urk.
In sommige gevallen was er pauselijke toestemming om in de kapel van een grangia ook de sacramenten aan gelovigen uit de omtrek te bedienen.[15] Urkers gingen dan samen met de monniken naar de kerk.
Vanaf 1309 had Espelo een eigen pastoor.[16] Kloosters hadden het recht om een pastoor te benoemen in de parochies die onder het gebied van hun klooster vielen. De pastoor van Urk was dus een monnik uit het Staverse klooster. Deze monniken behoorden tot de orde van de Benedictijnen. De Benedictijnse spreuk ‘ora et labora’ (bid en werk) sluit uitstekend aan op de situatie van de werkmonniken op Urk.
Mariaverering
Het Staverse klooster stond bekend om de Mariaverering. Er waren relieken van de moedermelk van Maria, verwerkt in een beeld. Dat Mariabeeld zou in latere tijden ook de kleren van een Friese vrouw dragen. Er zijn berichten dat zeelieden deze Maria van Stavoren aanriepen tijdens zware stormen. Tijdens de vier grote Maria-feesten waren in het klooster van Stavoren ook aflaten te verkrijgen.[17]
Conclusie: Stond er een klooster op Urk?
In de schets van C. de Vries staat op de hellingen van de Urker keileembult een grote schuur. Urker boeren brengen tien procent van de opbrengst van hun gronden naar deze bergplaats. In de schuur wordt de belasting in natura bewaard, tot er genoeg is om naar het klooster in Stavoren over te brengen.
In het perspectief van De Vries is het klooster van Stavoren de grondbezitter en doen de Urkers het boerenwerk. Meer recente inzichten over het functioneren van grangiaโs maken duidelijk dat dit beeld aanvulling verdient. Grangiaโs waren niet slechts voorraadschuren, maar grote landbouwbedrijven.
Werkmonniken woonden op deze mega-boerderijen en verbouwden onder andere rogge op het Monnikenland van Urk. Hun godsdienstige plichten vervulden ze in de kapel die zich in de buurt van de grangia bevond.
Monniken maakten een belangrijk onderdeel uit van de Urker samenleving en economie. Ze woonden, geloofden en werkten samen met de Urkers op het eiland.
De grangia was het โbijna-kloosterโ van Urk.
Lees ook: Rampjaar 1672, begon van Urk de victorie?
Ontvang nieuwe verhalen direct per e-mail
Bronnen:
[1] J.A. Mol & K. van Vliet, ‘De oudste oorkonden van het Sint-Odulfusklooster van Staveren, Jaarboek voor Middeleeuwse Geschiedenis 1 (1998) 73-134.
[2] C. de Vries, Geschiedenis van het eiland Urk (Kampen 1962), pagina 21. Online raadpleegbaar: Geschiedenis van het eiland Urk by GBU printmedia – Issuu
[3] Bijvoorbeeld: J.A. Mol, โThe Cistercian Model? The Application of the Grange System by the Various Religious Orders in the Frisian Coastal Area, 1150-1400โ, The Medieval Low Countries. An Annual Review 1 (2014 [2015]) 205-233.
[4] Mol (2014), pagina 7.
[5] Opmerkelijk is dat juist in 1414 het oorspronkelijke klooster van Stavoren verlaten wordt en prijsgegeven aan de zee. De energie gaat naar de bouw van een nieuw klooster in het stadje Stavoren in 1415.
[6] Mol (2014), pagina 4-5.
[7] De Vries, pagina 21.
[8] A.J. Geurts, Urk, de geschiedenis van een eiland (Lelystad 2005), pagina 41.
[9] Mol, (2014), pagina 8.
[10] Geurts, pagina 41.
[11] Mol (2014), pagina 8.
[12] Zie: Kloosters_in_Friesland_pop.pdf (knaw.nl)
[13] C. de Vries (1962), pagina 30.
[14] Mol en Van Vliet (1998).
[15] Archief voor de geschiedenis van het Aartsbisdom Utrecht. Geraadpleegd op Delpher op 12-08-2023, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMUTRA01:001522001:00007 , pagina 431.
[16] Idem, pagina 15.
[17] Zie: Bedevaarten in Nederland (knaw.nl), geraadpleegd op 12-08-2023
Ontdek meer van A.J. Baarssen
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.



