Arie de Wit is mijn betovergrootvader en de stamvader van de vele Urker De Witten. Hij nam een bijzondere plek in binnen de Urker gemeenschap, niet in de laatste plaats door enkele staaltjes durf en doortastendheid. In dit artikel een overzicht van zijn daden die de krant haalden in de periode 1912-1936.
Arie de Wit was oorspronkelijk afkomstig uit Den Helder. De Wit was in 1895 op Urk aangesteld als rijkskantonnier en tweede havenmeester. In zijn functie was hij belast met het onderhoud van de Urker zeewering.
Redder van kinderen
Trouw bleef de Wit zijn familie in Nieuwediep bezoeken. Bij een van die bezoeken redde hij het kind van lichtwachter Been van de verdrinkingsdood. ‘Niemand der omstanders durfde helpen. De Wit sprong onversaagd te water en dook zelfs tweemaal naar ’t zinkende kind, dat hij (al tegenspartelende) net op den rug wist te houden. Als goed zwemmer bracht hij ’t kind naar den kant’, zo berichtte de Urker Courant in 1913.[1] Voor zijn redding kreeg de Wit een onderscheiding en 25 gulden van het Carnegie Fonds.[2]
Enkele jaren later redde hij op Urk ook twee jongens van de verdrinkingsdood en werd daarvoor in 1920 onderscheiden.[3] In 1925 greep De Wit voor een derde keer succesvol in. De UK 1 lag voor onderhoud op de werf van A. Roos. Het zoontje van schipper Jan Molenaar speelde op en rond het schip en geraakte daarbij te water. ‘Het ventje genoot al spoedig van een modderbad, waaruit het door de opmerkzaamheid van A. de Wit gelukkig ras bevrijd was’, schreef de Urker Courant opgelucht.[4]
Aanpakken als havenmeester
Arie was sowieso een man van aanpakken. Op een goede dag was de steiger van de postboot door de hoge waterstand onbegaanbaar. De passagiers van de postboot Havelaar moesten per roeiboot aan wal gezet worden, maar dreigden alsnog enkele meters door het water te moeten ploegen. Samen met personeel van de boot droeg Arie de bezoekers op zijn rug over de steiger, zodat ze droogvoets hun weg over het eiland konden vervolgen.[5]
Als tweede havenmeester was de Wit uiteraard vaak op de haven te vinden. Zo ook op de dag dat de vrouw van schipper K. van Veen tussen wal en schip belandde. Vanwege de opstekende wind wilde ze de zonneschermen van de tjalk ‘Zeemeeuw’ inpakken, maar beging daarbij een misstap. Haar geroep trok de aandacht van de Wit, die met havenmeester Kuiper en timmerman Hendrik Kramer kwam aansnellen. De Wit wist een bezem onder de arm van de drenkelinge te schuiven. De drenkelinge klemde zich stevig aan de bezem, en met vereende krachten wisten de mannen haar weer aan boord te krijgen. ‘Ze gevoelde zich geruimen tijd onwel, maar dank zij het geringe havenwater […] heeft ze geen verdere nadeelige gevolgen van het ongeluk ondervonden’, schreef de plaatselijke krant. Overigens was dat havenwater wel ‘in hooge mate’ door de ansjovisvisserij en -zouterij verontreinigd.[6]
Ingrijpen bij brand
De Wits ingrijpen beperkte zich niet tot het water. Zo greep hij in 1915 direct in bij een brand in de schoorsteen van het toenmalige hotel Hoekstra. De brand liet zich ‘gevoed door drooge boombladeren eerst ernstig aanzien’. ‘Door het flink optreden van A. de Wit, in de onmiddellijke nabijheid wonende zijn de uitslaande vlammen met emmers water gebluscht.’[7]
Zo’n tien jaar later was het op een vroege zondagmorgen (!) weer raak. Vanuit haringrokerij Lichtendahl verspreidden zich dikke rookwolken over het dorp, nadat het zaagsel waarmee de rooktonnen gestookt worden vlam had gevat. Samen met C. van Eerde en M v/d Vegt wist de passerende Arie de Wit het vuur te bedwingen.[8]
Toen vlak voor de oorlog op Urk een luchtbescherming werd ingesteld, organiseerde burgemeester Keijzer ook de verschillende hulpdiensten: een technische dienst, ordedienst, alarmeringsdienst, geneeskundige dienst en een brandweer.
Die laatste kwam – uiteraard – onder leiding van Arie de Wit. Hij had gedurende zijn leven bewezen z’n mannetje te staan. [9]
Lees ook: Hoe Arie de Wit wethouder bleef met steun van de SGP
Arie de Wit was getrouwd met Josephina Maria (Fiene) Tot. Gerrit Jan de Wit, mijn overgrootvader was de oudste en geboren in 1899. Na Gerrit volgden Maria Hendrika (1900), Jansje (1903), Hendrik (1904), Cornelia Anna Louise (1906), Jan (1908†), Jan (1910), Jacob (1913), Willem (1915†), Michiel (1915) en Alida (1916).
Bronnen
[1] Urker Courant no 65, 05-04-1913
[2] Urker Courant no 95, 25-10-1913
[3] Urker Courant no 407, 27-12-1919
[4] Urker Courant no 491, 22-07-1925
[5] Urker Courant no 148, 14-11-1914
[6] Urker Courant, no 643, 04-06-1931
[7] Urker Courant no 195, 09-10-1915
[8] Urker Courant no 509, 07-04-1926
[9] De Amsterdammer, 24-04-1939
Ontdek meer van A.J. Baarssen
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.

2 Comments