Relevantie geschiedenisonderwijs Gouden Eeuw in 2-havo.

‘Waarom moeten we dit eigenlijk allemaal weten? Die mensen zijn toch al dood.’ Daar is ie weer! Een meisje uit 2-havo steekt haar vinger op tijdens een van de eerste lessen over de Gouden Eeuw. ‘Goede vraag’, antwoord ik. ‘Ik probeer je daar voor de herfstvakantie antwoord op te geven.’

Een uitdaging

Ik weet dat het moeilijk gaat worden. Vorig jaar promoveerde Dick van Straaten op de relevantie van geschiedenisonderwijs. Hij zat ook bij mij achter in de klas, nam vragenlijsten af, deed interviews. De resultaten zijn terug te vinden in Connecting past, present and future. The enhancement of the relevance of history for students.

Van Straaten ontwikkelde een zespunts-schaal waarmee de door leerlingen ervaren relevantie gemeten kan worden. Daarbij worden drie deelgebieden onderscheiden: persoonlijke identiteit, een burger worden en het begrijpen van de ‘menselijke conditie‘. Wat het in het algemeen is om mens te zijn dus.

Uit de resultaten blijkt dat leerlingen pas in de bovenbouw pas een beetje de zin van geschiedenis gaan inzien. Zeventienjarigen scoren bijvoorbeeld ruim 4 uit 6 op burgerschap en menselijke conditie, en 3 uit 6 op persoonlijke identiteit. Het dieptepunt ligt bij 13-jarigen. Zij zien (nog) het minst de relevantie van het vak geschiedenis voor hun eigen leven. Op persoonlijke identiteit scoren ze ongeveer 2,5 uit 6. Op burgerschap en menselijke conditie nog geen 3,5 uit 6. Begin 2-havo zijn de meeste leerlingen zo’n 13 jaar en dus op het dieptepunt van het besef van de relevantie van geschiedenis.

Straaten
Op basis van Dick van Straaten, Connecting Past, Present and Future. The enhancement of the relevance of history for students (2018) 63.

Inhoud van de lessen

De lessen cirkelen rond drie thema’s: de handel in de Republiek (moedernegotie, VOC, WIC), de staatsinrichting van de Republiek (regenten, stadhouder, raadpensionaris, Eerste Stadhouderloze Tijdperk en Rampjaar) en kunst en wetenschap in de Republiek (Huygens, Rembrandt etc.).

Ik was de lessenserie al begonnen met de actuele discussie over de Gouden Eeuw: mag die aanduiding wel of niet gebruikt worden? In mijn achterhoofd had ik de strategieën die van Straaten aanbeveelt:

1. Algemeen-menselijke vraagstukken: Bijvoorbeeld: is de welvaart eerlijk verdeeld? De Gouden Eeuw was niet voor elke Nederlander een Gouden Eeuw. Een matroos op een VOC-schip ervoer dit anders dan de koopman in zijn Amsterdamse grachtenpand. Ook op het niveau van naties speelde dit: Engeland en Frankrijk vielen de Republiek in 1672 mede aan voor economisch gewin.

2. Longitudinale lijnen: Bijvoorbeeld: het ontstaan van handelsnetwerken. De moedernegotie, de handel met de Oostzee vooral in graan, bouwde voort op het handelsnetwerk van de Hanze. De handelservaring konden Nederlanders overzetten in nieuwe compagnieën als de WIC en VOC. Met een heel grote sprong kan gewezen worden op de huidige distributiefunctie van Nederland binnen een Europees handelsnetwerk: de Rotterdamse haven en de distributiecentra in de grensregio’s.

3. Historische analogieën: Deze heb ik minder gebruikt. Getuige de reacties op de bijdrage van Baudet rond het Plakkaat van Verlatinghe wordt het niet door iedereen gewaardeerd om dergelijke één op één relaties te leggen. Baudet maakte bijvoorbeeld deze analogie: we hadden ons net bevrijd van het centrale gezag uit Brussel (lees: EU) en toen begon onze Gouden Eeuw. Uiteraard is het wel interessant om dergelijke claims met leerlingen te onderzoeken en ze zelf (!) een positie in zo’n debat in te laten nemen.

hanze
De handelsroutes van de Hanze leidden ook al naar de Oostzee

Relevantiescores

Aan het einde van de lessenserie sloot ik af met een evaluatie. Leerlingen mochten mijn argumenten scoren op schaal van 1 tot 10 waarom het zinvol was om les te krijgen over de Gouden Eeuw. Eventueel mochten ze zelf een argument toevoegen. Dat laatste bleek  voor 2-havo te hoog gegrepen. Wel bleken een aantal argumenten duidelijk favoriet.

De top 5 meest gewaardeerde argumenten:

  • 8.3/10 Door de les over het Rampjaar leer je dat investeren in je nationale veiligheid belangrijk is.
  • 7.8/10 Door de lessen over de handel leer je dat welvaart niet plotseling ontstaat of verdwijnt. Nederland heeft ook nu een belangrijke distributiefunctie, bijvoorbeeld voor grote modeketen met distributiecentra in Limburg. Dit zal niet zomaar verdwijnen.
  • 7.5/10 Je leert waar onze provincies vandaan komen. Dit waren de oorspronkelijke gewesten.
  • 7.5/10 Je kan boeken en films over deze tijd beter begrijpen. (Voor leerlingen is dit argument ongeveer beperkt tot de film over Michiel de Ruyter)
  • 7.4/10 Je snapt hoe jaloezie tussen landen kan leiden tot oorlog. Engeland en Frankrijk wilden ook profiteren van de Nederlandse rijkdom in de Gouden Eeuw en vielen in 1672 de Republiek aan.

Het argument dat je na deze lessen goed deel kan nemen aan het maatschappelijke debat over het begrip Gouden Eeuw kwam niet verder dan een 7. Opvallend is dat meisjes gemiddeld dit argument met een 7.7 waardeerden en jongens slechts met een 6.1. Wel is het een meisje dat (ongevraagd) fijntjes ironisch haar 6 toelicht: dat wil je natuurlijk!

Gemiddeld kregen de argumenten voor de relevantie van de lessen over de Gouden Eeuw een 7.2. Best relevant voor een leerling in 2-havo dus.

Wat dit onderzoekje mij leerde:

Uiteraard voldeed mijn onderzoekje niet aan allerlei voorwaarden voor goed onderzoek. Mijn doel was in eerste instantie ook slechts tegemoet te komen aan de behoefte van een leerling. Toch trek ik voorzichtig deze conclusies:

  1. Ook op 13-jarige leeftijd is het goed serieus in te gaan op vragen van leerlingen naar relevantie. Ze begrijpen nog lang niet alles, maar kunnen sommige argumenten wel volgen.
  2. Het vergroot de betrokkenheid van leerlingen bij de les als je pogingen onderneemt de relevantie zichtbaar te maken. Daarbij moet je als professional de puberale reactie (dat wil je ook echt, zo’n Gouden Eeuw-discussie) maar even voor lief nemen.
  3. De strategieën longitudinale lijnen, menselijke conditie en in minder mate historische analogieën zijn goed om in het achterhoofd te houden. Ik ben minder geneigd mijn gehele les er op te baseren. De woorden helpen je om accenten in je lessen te leggen.
  4. Op deze leeftijd vinden leerlingen het blijkbaar ook ‘goed genoeg’ als iets uit het verleden een tegenwoordige omstandigheid verklaart: waar komen de provincies vandaan bijvoorbeeld.

Meer lezen:

  1. Een artikel van Carla van Boxtel en Dick van Straaten op Didactiefonline: Hoe geef je betekenis aan geschiedenis?
  2. Dick van Straaten, Connecting past, present and future. The enhancement of the relevance of history for students (2018).
  3. Ik besprak met deze 2-havo klassen ook het vraagstuk: Wel of geen ‘Gouden Eeuw’?

Ontdek meer van A.J. Baarssen

Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.

Plaats een reactie