De jeugd van mijn bèbe Albert Koffeman

Mijn bèbe (grootvader) Albert Koffeman was een ernstige man. Nu ik zijn jeugd heb onderzocht, heb ik daar ook meer begrip voor.

Bèbe werd geboren op 8 oktober 1932. Hij was het tweede kind van Klaas Koffeman (1900-1963) en Aafje Post (1903-1972). Boven hem kwam zijn zus Trijntje (Trien, 1929) die bijna drie jaar ouder was. Veel later zou zijn broertje Gerrit (1943) geboren worden. Ze scheelden bijna elf jaar.

Tussen bèbe en Gerrit kwamen twee kinderen levenloos ter wereld: in 1936 op Urk en in 1938 in Zwolle. Volgens mondelinge overlevering werd het kind in Zwolle in het rooms-katholieke ziekenhuis Weezenlanden bij de nonnen geboren. Er was geen geld om het doodgeboren kind op Urk te begraven. Het kind is op een onbekende plek in Zwolle gebleven.

Huwelijk Klaas Koffeman en Aafje Post

Het was niet het enige leed dat het echtpaar Koffeman-Post in de eerste jaren van hun huwelijk raakte. De ouders van bèbe traden op 8 december 1928 in het huwelijk. De vader van Klaas Koffeman, Albert Koffeman (1868-1924) was toen al overleden. Moeder Trijntje Kramer, beter bekend als Trien van Boutjen, had een winkeltje om in haar levensonderhoud te voorzien. Opvallend is dat zij de huwelijksakte niet heeft ondertekend omdat ze aangaf niet te kunnen schrijven.

001.jpg
Aafje Post en Klaas Koffeman, de ouders van mijn bèbe

Ook de moeder van bèbe, Aafje Post, had op haar huwelijksdag niet meer beide ouders. Haar moeder Albertje Visser (1861-1924) was overleden toen Aafje 18 was. Aafje woonde als jongste dochter thuis bij vader Gerrit Post (1857-1939) op wijk 5-116. Na haar huwelijk met Klaas bleef Aafje hier wonen. Klaas trok dus bij zijn vrouw en schoonvader Gerrit Post in. [1] Gerrit Post was bij de geboorte van bèbe vijfenzeventig jaar oud.

Verliezen aan vaders kant

Bèbes vader Klaas was de derde in de rij. Albert Koffeman en Trijntje Kramer kregen zeven kinderen:

  • Jannetje (1895-1963),
  • Age (1897-1910),
  • Klaas (1900-1963),
  • Boukje (1902-1935)
  • Pieter (1905-1938),
  • Koert (1909-1963)
  • Aagje (1915-1994).

Boukje werd in Den Helder geboren, waar het gezin ook kort gewoond heeft. Age overleed op 12-jarige leeftijd. Bèbes vader Klaas was toen negen jaar oud.

In 1935 woonde bèbes tante Boukje in Zaandam. Haar man Louwe Post werkte daar op de cacaofabriek. Meerdere Urkers vertrokken in de jaren dertig naar de Zaanstreek. De economische crisis en de afsluiting van de Zuiderzee zorgde voor veel armoede onder de Urker vissersbevolking. Louwe Post was een broer van de moeder van bèbe, Aafje Post. Broer Klaas en zus Boukje Koffeman waren dus getrouwd met broer Louwe en zus Aafje Post.

In Zaandam kreeg Boukje tbc. Haar gezondheidssituatie ging snel achteruit. Ze overleed in 1935 op 32-jarige leeftijd. Haar man Louwe bleef met drie kinderen achter: Albertje (1925), Tinie (1927) en Gerrit (1931). Gerrit werd door bèbe aangeduid als zijn dubbele neef. Bij de rest van de Urker bevolking kwam Gerrit Post bekend te staan als ‘de Balpinne’, vanwege zijn vele schrijverij.

Klaas Koffeman voer met zijn UK 190 het IJsselmeer over naar Zaandam om de kist van zijn zus Boukje naar Urk te varen. Zijn zwager Louwe en de drie kinderen voeren ook mee. Het moet een triest gezicht geweest zijn. Een botter met op het dek de kist van een overleden moeder, haar man en haar drie kinderen. Boukje werd opgebaard in het huis van haar schoonvader Gerrit Post.

Drie jaar later overleed een broer van bèbes vader, dus een oom van bèbe. Hij overleed in de leeftijd van 33 jaar in Bennebroek in het psychiatrisch ziekenhuis Vogellanden.

Verliezen aan moeders kant

Bèbes moeder Aafje Post was de jongste thuis. Gerrit Post en Albertje Visser kregen tien kinderen:

  • Aaltje (1885-1960),
  • Andries (1886-1942),
  • Aaltje (1888-1918),
  • Adriaantje (1890-1960),
  • Louwe (1892-1893, 1 maand),
  • Louwe (1894-1894, 4 maanden),
  • Ida (1895-1957),
  • Louwe (1897-1900), bijna drie jaar),
  • Louwe (1901-1965)
  • Aafje (1903-1972).

Vier jongens kregen de naam Louwe. De eerste drie overleden op zeer jonge leeftijd. Moeder Albertje Visser moet bij de vierde gezegd hebben: ‘Laten we hem maar geen Louwtje noemen, want alle Louwtjes gaan dood’. Aafjes zus Aaltje overleed in 1918 op 29-jarige leeftijd in Krommenie, waar ze na haar huwelijk was gaan wonen. Aafje was dertien toen haar zus overleed.

Het verlies van vier kinderen maakte van Aafjes vader, Gerrit Post, een stille man. Op de dag van bèbes geboorte was het precies tien jaar geleden dat Gerrit Post zijn vrouw Albertje Visser had verloren (8 oktober 1922). De eerste zeven jaar van bèbes leven woonde deze Gerrit Post waarschijnlijk bij het gezin van bèbe in.

In een familiegeschiedenis [2] wordt deze Gerrit Post gekarakteriseerd als een man die droevig was geworden door de slagen van het leven: ‘Hij zou nooit lachen. Wanneer je als kind lachte zei hij daar wat van dat dat niet mocht. ’s Zondags mocht je als kind niet naar buiten kijken’. Geëmotioneerd raakte Gerrit Post als gelezen werd uit de samenspraak van Bart en Kees van ds. Van Reenen. De tranen rolden dan soms over zijn wangen. Van zichzelf zei Gerrit: ‘Ik ben de man die ellende gezien heeft (Klaagliederen 3:1a)’.

Volgens dezelfde familiegeschiedenis ging Gerrit al als klein jongetje mee naar zee en heeft hij velen voor zijn ogen zien verdrinken. Ook stond hij zelf doodsangsten uit op het water, bijvoorbeeld toen hij de bliksem zich inslaan in de gouden knopen van het Urker pak van een andere visserman. De man overleed voor zijn ogen.

Bèbe werd bijna zeven toen zijn bèbe Gerrit Post op 1 oktober 1939 overleed.

Kortom

Bèbe groeide op in een gezin met veel verdriet. Bèbe Gerrit Post, die een belangrijke rol in zijn jonge leven speelde, had veel verliezen gekend en ging bedrukt door het leven. Vader Klaas verloor al jong een broertje. Vlak na bèbes geboorte verloor Klaas een zus aan tbc, terwijl een broer korte tijd later overleed in een psychiatrische inrichting. Moeder Aafje had, afgezien van een korte periode als dienstbode, altijd geleefd onder de vleugels van haar vader Gerrit Post. Zelf verloor ze al jong een zus. Twee levenloos geboren kinderen, waarvan een in Zwolle achterbleef, vergrootten het verdriet van Klaas en Aafje.

Het is in zo’n situatie geen wonder dat mijn bèbe uitgroeide tot een ernstige man.

Lees ook: het mysterie van de erfenis van Friese Boutjen


[1] Ik trek deze conclusie op basis van het feit dat de inschrijvingen voor de Zuiderzeesteunwet van zowel Gerrit Post als Klaas Koffeman op dit adres staan.

[2] De familiegeschiedenis van de familie Post is vastgelegd in het mooie boek van Johanna Martens: Arm maar toch rijk.


Ontdek meer van A.J. Baarssen

Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.

Plaats een reactie