De Gouden Eeuw in 2-havo

Recent was er ophef rond de term ‘Gouden Eeuw’. Het Amsterdam Museum vindt dat deze term niet meer gebruikt mag worden. Volgens het museum beperkt de term de ruimte om te spreken over de schaduwkanten van deze eeuw. Ik gaf aan twee 2-havo klassen een introductielesje over de Gouden Eeuw. Ik deed wat ik altijd deed en dat gaf volgens mij een genuanceerd beeld van de 17e eeuw, met behoud van de term Gouden Eeuw.

Een Gouden Eeuw: voor wie?

Eerst liet ik leerlingen even nadenken over de term Gouden Eeuw. Hiermee activeerde ik hun voorkennis. De meeste leerlingen hadden wel een idee dat dit een tijd van economische voorspoed geweest moest zijn. Het ging goed met de handel, noemt een 2-havo leerling dat. De verbinding met de kunst was snel gelegd. Rembrandt en de Gouden Eeuw horen bij elkaar. Ook wisten ze heel trefzeker de Gouden Eeuw van de juiste jaartallen te voorzien: van 1600 tot 1700, dat is de zeventiende eeuw.

Vervolgens vroeg ik voor welke mensen dit een Gouden Eeuw was. Volautomatisch legden de leerlingen de verbinding met het voorgaande: het moet een goede tijd geweest zijn voor handelaren en kunstenaars. Iemand mompelde zelfs al iets over uitvinders. Leerlingen beredeneerden dat het voor boeren vast iets minder een Gouden Eeuw was. Een leerling wierp nog wel tegen dat handelaren ook moeten eten, wat mij de kans gaf om duidelijk te maken dat boeren in Holland vaak ook (relatief) goed verdienden aan de verbouw van handelsgewassen als meekrap en hop. Vertaald naar een VOC-schip begrepen de leerlingen uitstekend dat het voor de schipper meer Gouden Eeuw was dan voor een matroos.

Gewestelijke verdeeldheid

Ook op gewestelijk niveau was er sprake van een ongelijke verdeling. In beide klassen was het eerste antwoord goed: Holland was het rijkste gewest. Beredeneerd gaven leerlingen aan dat dit een gewest was met veel havens. En vanuit havens varen handelsschepen. Dit leidde meteen tot nieuwsgierigheid bij mijn zeevarend Urker volkje. Profiteerde Zeeland dan niet van de handel, want dat ligt ook aan zee? En Michiel de Ruyter kwam uit Vlissingen, vulde iemand aan. Meteen kon ik duidelijk maken dat er ook in Middelburg een VOC-kamer was.

De honger van de leerlingen was hiermee nog niet gestild. Een jongedame wilde weten in hoeverre Urk dan geprofiteerd had van de Hollandse Gouden Eeuw. Urk hoorde bij Holland, had ze wel eens begrepen. Nu is dat van later datum (ongeveer de Franse Tijd), maar Amsterdam kocht Urk wel in 1660. De stad had Urk nodig als vuurbaken op de Zuiderzee om de handelsschepen een veilige route naar Amsterdam te bieden. De rijke Amsterdammers organiseerden een loterij om de zeewering van Urk te verstevigen. Zonder Gouden Eeuw misschien geen Urk meer. (Aan de andere kant: voor de bevolking van Urk deed Amsterdam ongeveer niets. Schaduwzijde van de Gouden Eeuw?)

urk 1661
Kaart van Urk uit 1661, op de voorgrond de vuurbaak

Een jongen wilde vanuit zijn vissersachtergrond nog weten of er vanuit de havens van Harlingen en Delfzijl dan geen handelsvloten voeren om daarmee Friesland en Groningen rijk te maken. En wat te denken van de andere Zuiderzeesteden aan de oostkant, en wat was er eigenlijk over van de rijkdom van de oude Hanze-steden? Hij is tot op heden nog niet overtuigd en ik moet voor hem de tabel meenemen waarin staat dat Holland meer dan de helft van alle belastinginkomsten genereerde.

Leerlingen bleken dus zelf al heel goed in staat te zijn om met enkele historisch verantwoorde vragen een genuanceerd beeld van de verdeling van het goud uit de Gouden Eeuw te schetsen èn kritisch te bevragen.

Groepsportretten van de zeventiende eeuw: saaie naam

Tot slot kwam het artikel van het Amsterdam Museum op mijn digibord. Het bleek geen onuitwisbare indruk op leerlingen gemaakt te hebben. In totaal drie van de vijftig leerlingen wisten waar de discussie over ging. Toch wisten ze wel te benoemen waarom een museum daar aandacht voor zou vragen: slavernij was ook een schaduwkant van de Gouden Eeuw. En geen enkele leerling vindt slavernij een goed idee.

Wel vonden ze het ‘stom’ en ‘niet slim’ om de tentoonstelling ‘Hollanders van de Gouden Eeuw’ te hernoemen naar ‘Groepsportretten uit de zeventiende eeuw’. ‘Wat een saaie naam’, verzuchtte een leerlinge. ‘Dan weet je ook niet meer waar het over gaat’ vond een ander.

Ik denk dat we de term ‘Gouden Eeuw’ gewoon kunnen handhaven. Veertienjarigen zijn al prima in staat deze term te nuanceren en (om bij de vakvaardigheden te blijven) de standplaatsgebondenheid van zo’n sticker te kunnen benoemen. Mijn dank gaat wel uit naar het Amsterdam Museum: hun actie maakte het voor mij een stuk makkelijker om de relevantie en actualiteit van geschiedenis voor het voetlicht te brengen.

Lees ook: de relevantie van lessen over de Gouden Eeuw


Ontdek meer van A.J. Baarssen

Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.

Plaats een reactie