Mijn opa Jan Baarssen werd op 13 december 1924 geboren op Urk. Hij was van de generatie die nog alles had meegemaakt: de oorlog, dat Urk nog een eiland was, dat het IJsselmeer nog Zuiderzee was. Hij kwam uit een geslacht van vissers, dat sinds mensenheugenis op Urk had gewoond. Mijn opa werd echter timmerman. Waarom werd hij eigenlijk geen visserman?
Over armoede in het gezin, de financiering van een broek, en een jongen van dertien op kamers in Den Helder.
In mei 1932 hangen de vlaggen op Urk en in veel andere Zuiderzeeplaatsen halfstok: de Afsluitdijk is gesloten. De Zuiderzee is IJsselmeer geworden. Met name de vissers zijn bezorgd over de toekomst. Het zoete water van het IJsselmeer zal al spoedig geen haring en ansjovis meer bevatten: vissoorten waar in goede jaren flink aan verdiend kon worden.
De familie Baarssen heeft al geen eigen schip meer. De kleine UK 117 van stamhouder Jan Baarssen (1865-1932) is in 1930 verkocht. Zijn zoon Klaas, de vader van mijn opa, vaart als knecht op de UK 37 van Jelle Baarssen. (Het schip vaart nog steeds. In Botterneis verscheen over het schip een artikel)

De UK 37 is een nieuwe stalen Noordzeebotter, die met steun van de regering is gefinancierd. De Zuiderzeesteunwet maakte deze financiering mogelijk. Ook kon je steun aanvragen als je inkomen terugliep door de afsluiting van de Zuiderzee. In alle gevallen moest je wel aantonen dat je belanghebbende was. Je moest in 1918, het jaar waarin besloten werd de Zuiderzee af te sluiten, aantoonbaar afhankelijk zijn geweest van de Zuiderzeevisserij.
Armoede in het gezin
Van Klaas Baarssen, de vader van mijn opa, ligt een dik steundossier in Lelystad. In het Flevolands Archief worden alle dossiers van de Zuiderzeesteunwet bewaard. De dossiers zijn niet openbaar tot 110 jaar na het geboortejaar van de jongste persoon in het dossier. Omdat er gegevens over mijn opa in staan en die van 1924 was, mag er tot 2034 niet uit gepubliceerd worden (of zou ik daar nadere toestemming voor moeten vragen).
Hoe dan ook: het gezin heeft het door de gewijzigde omstandigheden niet breed. Dochter Iedje gaat in 1937 dienen in Den Haag om wat bij te verdienen voor het gezin. Mijn opa vertelde dat zijn zus hem vanuit Den Haag een rijksdaalder (2 gulden en 50 cent, ruim 1 euro) stuurde om een nieuwe broek te kopen. Vader Klaas en moeder Jo hadden zelf dus geen geld over om hun zoon een nieuwe broek te laten kopen. De nieuwe broek wordt echter niet op Urk aangeschaft, maar in Den Helder. Mijn opa zit daar inmiddels op de ambachtsschool.
Naar de ambachtsschool
Over de toekomst van mijn opa is door z’n vader en moeder lang nagedacht. De Zuiderzeesteunwet maakt het mogelijk om zoons van belanghebbenden op kosten van de regering een opleiding te laten volgen. Vader Klaas en moeder Jo zien daar wel wat in. Als knecht heeft vader Klaas het financieel zwaar. Zo’n toekomst wenst hij voor zijn zoon niet.
Met een groep Urker jongens wordt mijn opa naar de ambachtsschool in Den Helder gestuurd. Eigenlijk is de bedoeling dat ze gaan leren voor machine- en bankwerker. Dat is ook logisch: ze kunnen dan de motoren van de nieuwe Noordzeekotters onderhouden. De opleiding blijkt echter vol en bij gebrek aan beter worden de jongens op de timmermansopleiding geplaatst.

Op kosten van de regering woont mijn opa twee jaar in Den Helder. Als jongen van dertien komt hij in de kost bij de Urker weduwe Geertje Ruiten-Bakker aan de Emmastraat 47 in Den Helder. Zij tekent ook de rapporten van mijn opa. De regering betaalt alles, behalve kleren. In Den Helder blijkt dat opa’s broek niet volgens de laatste mode is. Vandaar dat de bijdrage van zus Iedje uit Den Haag erg welkom is.

Een toekomst als timmerman
Het lokale krantje van die tijd, de Oprechte Urker, is niet positief over de arbeidskansen van de jongens die naar de ambachtsschool in Den Helder gaan. Volgens de krant lopen nu al veel jongens met een timmermansopleiding werkloos op Urk rond.

In april 1940 haalt mijn opa zijn diploma. Pas na de Tweede Wereldoorlog zal hij echt aan de slag gaan als timmerman. Jarenlang werkt hij voor de firma Fokkens uit Naarden. Hij werkt aan de bouw van veel boerderijen in de pas drooggevallen Noordoostpolder. Ook bouwt hij mee aan het ziekenhuis van Emmeloord.

Mijn opa zei later dat hij best wel visserman had willen worden. Omdat de familie geen eigen schip meer had en zijn vader slecht verdiende door de afsluiting van de Zuiderzee, kozen zijn ouders echter voor de ambachtsschool. Daarom werd mijn opa geen visserman, maar timmerman.
Lees ook: Waarom mijn opa geen visserman werd – deel 1

Ontdek meer van A.J. Baarssen
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.