Eva van de Kar-Drukker (80) vermoord in Sobibor

Mijn overgrootmoeder Lumme Anker-Bos diende voor de oorlog in verschillende Joodse gezinnen. Het langst werkte ze voor de familie Van de Kar. Mevrouw Eva van de Kar-Drukker leek in de oorlog veilig te zijn. De inmiddels tachtigjarige bewoonster van een Joods verzorgingshuis was immers niet meer in staat om te werken. Deportatie naar een werkkamp leek niet aan de orde. De gruwelijke realiteit was anders. Ook bejaarden ontkwamen niet aan de nazi’s.

Veel Urker dienstmeisjes dienden voor de oorlog in de Amsterdamse Jodenbuurt. Ze woonden intern, verrichtten huishoudelijke taken en kwamen slechts twee keer per jaar terug naar Urk. Lumme diende in het hart van het Joodse leven op een steenworp afstand van de grote Joodse synagogen. De meisjes kregen de Joodse gewoonten rond de sabbat en de grote feesten mee. ‘Ze gingen niet zoveel naar de synagoge’ herinnerde Lumme zich op latere leeftijd. Wel hield ze een groot respect voor Joden over aan haar Amsterdamse diensttijd.

Dat respect was vaak wederzijds. De familie Van de Kar had een voorkeur voor Urker dienstmeisjes. Ze adverteerden zelfs in de Urker Courant in hun zoektocht naar een fatsoenlijk dienstmeisje. Vele jaren diende Grietje Post, beter bekend als Griet van de ouwe skipper, in het gezin. Griet was zo’n beetje de moeder van de jonge Urker dienstmeisjes. Ze stond de meisjes met raad en daad, en soms ook financieel, terzijde. Lumme was haar opvolgster bij de familie Van de Kar.

Advertentie in de Urker Courant van 15-01-1916

Meneer Eliazer van de Kar was lange tijd actief geweest als diamantslijper. Toen na de Eerste Wereldoorlog de klad in de diamantindustrie kwam, probeerde hij als marktkoopman in een inkomen te voorzien. Samen met zijn vrouw Eva van de Kar-Drukker verkocht hij manufacturen, panty’s en sinaasappels op de Amsterdamse Nieuwmarkt. Lumme assisteerde dusdanig regelmatig in de kraam dat ze de bijnaam ‘Leentje van de Kar’ kreeg. Uiteindelijk zou ze ongeveer zes jaar voor Eva werken. Met de jongste nog thuiswonende dochter Rachel (Chelly) ontwikkelde ze een vriendschappelijke band.

Marktkaart van Eliazer van de Kar en Eva van de Kar-Drukker

Oorlog

Meneer Van de Kar overleed nog voor de oorlog, in 1932 op zeventigjarige leeftijd. Toen de oorlog uitbrak was Eva inmiddels 77 jaar. Na het overlijden van haar man had ze op veel verschillende adressen gewoond, waar ze waarschijnlijk kamers huurde. In 1940 woonde Eva in de Smaragdstraat in de Diamantbuurt. De diamantslijperij van Asscher was aan de rand van deze buurt gevestigd, waardoor veel Joodse gezinnen hier waren gaan wonen.

Lumme met het Joodse jongetje Aron, rond 1927

Vanaf 1941 isoleerden de Duitsers de Joden steeds verder van de Nederlandse samenleving. Joden mochten niet meer voor niet-Joden werken. Parken, stranden, bioscopen, universiteiten, enzovoorts waren voor Joden verboden. Vanaf mei 1942 moesten Joden de Jodenster dragen.  De Joodse raad moest van de Duitsers alles zo veel als mogelijk in goede banen leiden. In juli 1942 begonnen de massale wegvoeringen naar ‘werkkampen’. In werkelijkheid werden de meeste Joden direct na aankomst in Auschwitz of Sobibor vermoord.

Het bemachtigen van een ‘Sperre’ kon deportatie voorkomen. Een dergelijke vrijstelling verkreeg je bijvoorbeeld als je te ziek was om te werken. Bejaarde bewoners van een verzorgingshuis waren dus veilig. Op 5 februari 1943 ging Eva wonen in de Joodsche Invalide, een bekend Joods verpleeghuis.  Tot 1 maart 1943 waren slechts drie inwoners van dit verzorgingshuis gedeporteerd. De Joodsche Invalide stond bekend als ‘veilig’.

Andere verhalen over de Holocaust
Johanna Elisabeth Hoogeveen bij de antiquairsfamilie Staal
Aafje Post bij slagersgezin Metz
Wat gebeurde er met het Joodse jongetje Aron?

Joodsche Invalide

Eind februari gingen de eerste geruchten dat ook de Joodsche Invalide ontruimd zou worden. Veel personeelsleden zochten een veilig heenkomen. In de laatste nacht waren er nog zo’n driehonderd bewoners in het verzorgingstehuis. De laatste personeelsleden maakten voor elke bewoner een rugzak klaar met kleding, toiletartikelen en eten voor enkele dagen.

In de vroege morgen van 1 maart 1943 vluchtten nog enkele persoonsleden en mobiele patiënten. Abraham Asscher van de Joodse Raad belde nog dat er niets zou gebeuren. Vijf minuten later stonden de overvalwagens voor de deur. De Duitsers namen 256 mensen mee. Bejaarden werden van de trappen gegooid, blinden en kreupelen werden naar buiten geslagen.

Interieur van de Joodsche Invalide, bij een bezoek van prinses Juliana voor de oorlog in 1938 (Stadsarchief Amsterdam)

Sobibor

Eva was onder de 256 gevangenen en werd naar Westerbork gedeporteerd. In het Drentse doorvoerkamp verbleef ze enkele dagen in Barak 85. Op 10 maart 1943 vertrok de tweede van 19 treinen naar Sobibor. De Duitsers zetten voor het laatst een gewone personentrein in. Naast de bewoners van de Joodsche Invalide bevonden zich in de trein ook Joden uit het ziekenhuis van Rotterdam en het weeshuis van Den Haag. In totaal deporteerden de Duitsers  deze dag 1105 Joden vanuit Westerbork.

Dertien jonge vrouwen zouden de oorlog overleven. Hun getuigenissen geven inzicht in de laatste uren van Eva. Mirjam Blits herinnerde zich de aankomst in Sobibor. De Duitsers sloegen met zwepen de Joden de trein uit. De bejaarden en invaliden werden in lorries, een soort karretjes op een smalspoor, geladen. Oekraïense bewakers in SS-uniformen sloegen ook hierbij met zwepen erop los. Cato Polak vertelde dat de bejaarden en invaliden naar een kuil werden gereden in Lager III. Daar werden ze met een mitrailleur doodgeschoten. De andere Joden werden in de gaskamers vermoord.

Eva van de Kar-Drukker werd op tachtigjarige leeftijd vermoord in een kuil in Sobibor. Het oudste slachtoffer van dit transport was de 95-jarige Eva van Geens-Matteman, ook een bewoonster van de Joodsche Invalide. Het jongste slachtoffer was de elf maanden oude baby Betsy Nanette Groen.

Tot op hoge leeftijd had Lumme verdriet om de moord op de Joden waar ze intensief mee had samen geleefd. Laten we nooit vergeten waar uitsluiting en anti-semitisme toe kan leiden.

Lees ook: de vraag van Lumme Anker, wat gebeurde er met Aron?

Literatuur

Dr. L. de Jong, HKDN in de Tweede Wereldoorlog, deel 6, eerste helft, p.313.

Hannah van den Ende, De Joodsche Invalide, bloei en ondergang van een Amsterdams verpleeghuis (Amsterdam 2023).

Zie ook: https://www.sobiborinterviews.nl/nl/


Ontdek meer van A.J. Baarssen

Abonneer je om de nieuwste berichten in je inbox te ontvangen.